Olieprijzen zijn sinds 2014 hard gedaald, maar dat heeft in het westen nauwelijks geleid tot groeiherstel. Hoe kan dat?
Economen breken zich al een tijdje het hoofd over een merkwaardig fenomeen, dat ook voor beleggers en consumenten van belang is. Waarom doet de enorme daling van olieprijzen zo weinig met de economie in westerse landen?
Sinds medio 2014 zijn olieprijzen met pakweg twee derde gezakt. De standaardtheorie schrijft voor dat zo’n prijsschok per saldo positief uitwerkt op westerse, olie-importerende landen. Bedrijven en consumenten zien hun koopkracht immers stijgen door lagere energiekosten.
Olieprijs en economische groei
Toch heeft de daling van olieprijzen geen echte impuls gegeven aan het trage economische herstel in Europa en de Verenigde Staten. Sommigen wijzen daarbij op het feit dat lagere olieprijzen vooral een teken zijn van afnemende vraag naar energie en daarmee een indicator van economische vertraging.
Volgens drie topeconomen van het Internationaal Monetair Fonds gaat deze redenering maar ten dele op, zo schrijven ze in een blogpost. Er is afgelopen jaar weliswaar sprake geweest van een minder sterke groei van de vraag naar energie, maar dat verklaart niet waarom lage olieprijzen in het westen nauwelijks positieve invloed lijken te hebben op de economie.
Lage rente
De belangrijkste oorzaak voor het uitblijven van positieve groei-effecten ligt volgens de IMF-economen bij een ongelukkige samenloop van factoren: in de periode dat olieprijzen hard daalden, hebben centrale banken hun belangrijkste rentetarieven in de buurt van nul procent gebracht.
Met de lage rentes willen centrale banken lenen zo goedkoop maken dat consumenten en bedrijven meer gaan uitgeven.
Maar doordat rentes en olieprijzen in tandem zijn gedaald, is ook de inflatie achteruit gehold. Oliegerelateerde producten hebben namelijk veel invloed op mandjes met consumentenproducten.
Reële rente
De combinatie van ultralage rentes en afnemende inflatie heeft invloed op de zogenoemde 'reële rente'. De reële rente is het verschil tussen het rentetarief dat banken vragen en de inflatie.
Als de inflatie sneller daalt dan de rentes van banken, stijgt de reële rente. Een afnemende inflatie betekent immers dat de koopkracht van geld stijgt (je kunt meer kopen voor dezelfde hoeveelheid euro's). Dit zorgt er ook voor dat de eurowaarde van rentebetalingen stijgt. Lenen wordt dus 'reëel gezien' duurder.
Een hogere reële rente is schadelijk voor de economie, aldus de IMF-economen. In Europa probeert de Europese Centrale Bank daar iets aan te doen met aanvullende maatregelen, maar daar lijken de IMF-economen niet al te veel fiducie in te hebben.
Wat nog zou kunnen helpen, zijn 'vraagstimulerende ' maatregelen van overheden, suggereren de IMF-economen. Maar de rol van centrale banken bij het aanjagen van de economische groei lijkt min of meer uitgespeeld. Dat is ook voor beleggers een belangrijke boodschap.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl